Selecteer een pagina

Wolly Ottens

Even helpen heeft altijd in mij gezeten

“Ik ben een bezige bij,” zegt Wolly Ottens over zichzelf. “Als er iets gedaan moet worden, dan pak ik het op.” Noodgedwongen komt ze de laatste tijd minder de deur uit. Ze kon vrij plotseling niet meer lopen en beweegt zich nu in een rolstoel door haar huis in Uffelte. “Mijn lichaam is 87 jaar, maar mijn geest voelt als 68.” Zo vat ze de situatie samen. Ze heeft alles zien gebeuren in Uffelte. “Ik weet wel; overal bakken ze brood. Maar je eigen dorp dat is je eigen.”

Zo werden we collega’s

Tot een half jaar geleden schonk Wolly koffie voor de ouderen in De Molenhof. Eigenlijk is dat een voortzetting van haar werk in de horeca. Ze runde jarenlang een cafetaria en café. In de jaren ’90 kwam daar een grote zaal bij. “Als ik naar iedereen had geluisterd, dan was die zaal er nooit gekomen,” lacht ze. Maar de zaal kwam er wel. “Bruiloften en feesten, dat was het mooiste,” vindt ze. Lang daarvoor begon Wolly haar werkzame leven als taxichauffeur en kraamverzorgster. Ze rekent uit dat ze bij de geboorte van ongeveer 70 dorpsgenoten heeft geholpen. “En die zag ik later weer in mijn café!” Het dorpshuis was in die tijd een beetje een concurrent. Er waren 5 cafés in het dorp en ook het dorpshuis ging een biertje tappen. “Maar als mijn zaal te klein was, kon ik ook ruimte huren in de Vlasbarg’n,” vertelt Wolly. “Zo werden we collega’s.

Helpen heeft altijd in mij gezeten

Over het verschil tussen een café en een dorpshuis: “Het dorpshuis, daar kunnen de kinderen ook heen.” Wolly was zelf heel strikt. “Ik heb zo mijn best gedaan om de alcohol te beperken voor de jongelui.” Ze weet dat andere cafés minder precies waren. “Dat vonden de ouders wel fijn, dat ik dat zo deed.”

Ze kwam haar leven lang vaak in de Vlasbarg’n. “Voor vergaderingen en zo.” Ze richtte er een sjoelclub op, als bestuurslid van “het ouderengebeuren”. “Even helpen heeft altijd in mij gezeten” Zo was ze betrokken bij de koffieochtend op woensdag. “Maar daar waren genoeg vrijwilligers en ik voelde mij best oud tussen de jongeren.” Ze lacht: “nou ja, die waren ook wel zestig plus.” Ze ging er koken, samen met de vrijwilligers. En ze kookte voor de bijeenkomsten van de plattelandsvrouwen.

Je moet wel komen hoor

Nu gaat ze zelf naar die sjoelclub. “Daar mogen wel weer wat leden bij,” vindt ze. Ze somt op: “op woensdag ga ik naar het koffiedrinken en op donderdag is er de eetgroep. Dan wordt er gekookt voor ongeveer 12 mensen.” Haar kinderen halen en brengen haar. “Miranda (de beheerder van De Vlasbarg’n) zei ‘je moet wel komen hoor’. En als het moet wil zij mij ook wel ophalen.” Haar kinderen en de dorpsgenoten zorgen goed voor haar. Dat is mooi vindt ze. “Maar ik had het liever nog steeds zelf willen doen.”

Meer verhalen lezen? Lees ons jaarverslag